Atlantic World > De betrekkingen tussen Nederland en Amerika
- Het eerste saluutschot?
- Joan Derk van der Capellen tot den Pol
- De smeulende revolutie
- John Adams in Frankrijk
- John Adams in Amsterdam
- De Adams jongens op de Latijnse school
- Het Verdrag van Vriendschap en Commercie
- De oudste zoon van John Adams
- John Paul Jones
- John Paul Jones in Holland
Het eerste saluutschot?
De Amerikaanse marineofficier John Paul Jones zeilde als gezagvoerder van de Ranger in november 1778 naar Frankrijk. Bij aankomst, op 14 februari 1779, werd hij in de baai van Quiberon door de schepen van een Franse admiraal met saluutschoten begroet.
Het was de eerste keer dat de Amerikaanse vlag formeel door een buitenlandse mogendheid werd begroet. Iets dergelijks had zich eerder, in november 1776, bij Sint Eustatius voorgedaan. Toen voer het Amerikaanse oorlogsschip de Andrew Doria (soms geschreven als Andrea Doria) de haven van het eiland binnen. In overeenstemming met de internationale beleefdheidsregels liet kapitein Robinson de nieuwe Amerikaanse vlag zakken en gaf hij ter begroeting van het Nederlandse fort een saluut van dertien kanonschoten. Fort Oranje antwoordde in opdracht van de gouverneur, Johannes de Graaff, met een contrasaluut van elf kanonschoten. Daarmee had hij, namens de Nederlandse Republiek, feitelijk de opstandige Amerikaanse staten erkend. Het werd een hevige rel. Het gegeven dat de gouverneur op eigen gezag handelde en niet namens de Staten-Generaal in Nederland, kon de Britse regering niet overtuigen. De Britten namen het de Nederlanders buitengewoon kwalijk en het incident zou mede een aanleiding vormen tot het uitbreken van de vierde oorlog (1780 - 1784) die tussen Groot-Brittannië en de Nederlandse republiek werd uitgevochten.
Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784)
De Overijsselse baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol was zonder twijfel een van de belangrijkste Nederlandse Patriotten binnen de Nederlandse patriottenbeweging. Hij beschreef zichzelf als een 'geboren regent' maar dat verhinderde niet dat hij een vurig pleitbezorger van de idealen van de Verlichting was. In zijn functie van lid van de Staten van Overijssel beijverde hij zich voor de afschaffing van de zogenoemde 'drostendiensten'. De drostendiensten verplichtten Overijsselse boeren om gedurende een aantal dagen per jaar tegen een zeer schamele vergoeding arbeid te verrichten voor de lokale bestuurder (de Drost). Van dit overblijfsel uit de Middeleeuwen werd naar het oordeel van Van der Capellen, ten onrechte gebruik gemaakt. In een betoog dat hij in 1778 in de Staten hield, toonde hij aan dat deze rechten formeel al in 1631 waren afgeschaft. Hij liet zijn verklaring op grote schaal gratis verspreiden onder de boeren in Twenthe. Hij won de zaak uiteindelijk maar zijn collega-Statenleden sloten hem tot 1782 uit van deelname aan de beraadslagingen.
Eerder was hij ook al in aanvaring gekomen met de Stadhouder en de leden van de Staten toen hij zich tegen de uitbreiding van het leger en de vloot uitsprak. Toen in 1776 de Engelse koning aan Nederland vroeg of hij de Schotse Brigade (een eenheid huursoldaten die in Nederlandse dienst waren) mocht lenen om deze in te zetten in de oorlog met de Amerikaanse Republiek, stemde hij tegen.
Zijn openlijke steun aan de Amerikaanse revolutionairen werd hem niet in dank afgenomen. Toch bleef hij zich voor de Amerikaanse vrijheidsoorlog inzetten. Hij zag in de Amerikaanse strijd een voorbeeld voor de Nederlandse Patriotten. Om zijn opvattingen te ondersteunen vertaalde hij Observations on civil liberty van de Amerikaan Richard Price in het Nederlands. Het boek vormde een belangrijke bron van inspiratie voor de Amerikaanse opstandelingen. De Nederlandse vertaling zou samen met andere patriottische geschriften in 1789 worden verboden.
In 1780 organiseerde Van der Capellen een lening voor de Amerikaanse zaak. Er werd uiteindelijk een bedrag van tweehonderdduizend gulden ingelegd. Zelf bracht hij twintigduizend gulden in.
Het jaar 1781 zou echter het belangrijkste worden in zijn politieke carrière. In dat jaar verscheen een pamflet met de titel " Aan het Volk van Nederland". In het anonieme pamflet werden de nadelen van het erfelijke stadhouderschap uiteengezet. Dat diende te worden vervangen door een democratische samenleving, gebaseerd op volkssoevereiniteit. Binnen een maand na het verschijnen werd het pamflet verboden en bovendien werd een aanzienlijke beloning uitgeloofd voor de degene die de auteur zou aanbrengen. Ondanks deze maatregelen werd het nog driemaal illegaal herdrukt en verspreid en zelfs in het Frans, Engels en Duits vertaald. Het zou een blijvende invloed hebben op de democratische beweging in Nederland.
Van der Capellen, die het pamflet had geschreven, moest noodgedwongen in stilte genieten van het succes en het feit dat hij niet als auteur kon worden geïdentificeerd. Hij ging onverdroten verder met het propageren van de Amerikaanse zaak. Mede door zijn invloed werd John Adams en daarmee de jonge Amerikaanse Republiek in 1782 door de Staten Generaal erkend.
Hij overleed in 1784. Ook na zijn dood bleef hij de gemoederen bezighouden. Een paar jaar na zijn dood werd zijn grafmonument door aanhangers van de Oranjepartij opgeblazen.
De smeulende revolutie
In de tweede helft van de achttiende eeuw veranderde in Nederland langzaam maar gestaag het politieke landschap. Het twee eeuwen oude politieke systeem van de Republiek, met zijn specifieke rollen voor de Staten-Generaal, de Raadspensionaris en de Stadhouder (de Prins van Oranje), begon barsten te vertonen.
Onder invloed van de Verlichting ontstond een beweging die een eind wilde maken aan de macht van Stadhouder en regenten. De vertegenwoordigers van de burgerij moesten voortaan de bepalende politieke machtsfactor gaan vormen. De aanhangers van deze beweging noemden zich Patriotten. Hun tegenstanders werden Prinsgezinden en soms Kezen genoemd.
De patriotse beweging beschikte niet over een helder en duidelijk politiek programma dat door alle patriotten kon worden gedeeld. Dat bracht met zich dat overal in het land groepjes hervormingsgezinde patriotten bijeen kwamen met het doel, ieder op geheel eigen wijze, de bestaande politiek verhoudingen te wijzigen. In 1786 lukte het desondanks met behulp van patriotse milities in sommige plaatsen in Nederland de zittende regenten van het pluche te verdrijven. Dat gaf grote politieke spanningen en er dreigde een burgeroorlog uit te breken tussen patriotten en prinsgezinden. Door de onrust brokkelde het gezag van de stadhouder af en nam hij de wijk naar Nijmegen.
Toen Wilhelmina, de echtgenote van stadhouder Willem de Vijfde, in 1787 op weg ging om de Oranjepartij in Den Haag tot actie te bewegen tegen de patriotten gebeurde er iets dat nog nooit was vertoond. Zij werd door patriotten bij Goejanverwellesluis tegengehouden. Het was de ultieme belediging voor het stadhouderlijk gezag. De broer van Wilhelmina, de koning van Pruisen, stuurde met instemming van de stadhouder in september van hetzelfde jaar een troepenmacht van 20.000 man om orde op zaken te stellen in de republiek.
De patriotse milities werden zonder problemen door Pruisische grenadiers ter zijde geschoven, het gezag van de stadhouder werd hersteld en duizenden patriotten ontvluchtten het land. Zij trokken naar het revolutionaire Frankrijk waar zij politiek asiel aanvroegen. Daar moesten ze nog jaren blijven. Pas in 1795 kwamen ze samen met Franse troepen naar Nederland terug.
John Adams (1735-1826) in Frankrijk
In 1776 brak de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog uit. John Adams was er, vanaf het allereerste begin, als één van de leidinggevende figuren bij betrokken. De oorlog die de Amerikaanse kolonisten met Groot-Brittannië voerden werd gesteund door Frankrijk. Het was de jonge Amerikaanse republiek er veel aan gelegen de Franse steun te behouden en zo mogelijk te vergroten. Met dat doel werd een delegatie Amerikaanse diplomaten naar Parijs gestuurd. John Adams arriveerde er in 1778.
In Parijs trof hij Benjamin Franklin aan die ook belast was met het verwerven van steun. Adams en Franklin dachten verschillend over de vraag hoe die steun vorm moest krijgen. Adams was van mening dat de Verenigde Staten niet uitsluitend afhankelijk moesten zijn van Franse hulp. Een dergelijke positie gaf Frankrijk te veel invloed op het Amerikaanse beleid. Dat idee bestond niet alleen bij Adams. Ook in het congres waren stemmen opgegaan om te kijken of er geen zaken met de Nederlanders konden worden gedaan. Nederlanders smokkelden, eerder dan de Fransen, wapens, munitie en andere goederen naar de opstandelingen. Vooral Hollandse kooplieden hadden goed verdiend aan de Amerikaanse strijd. Het was voorstelbaar dat bij die kooplieden ook wel animo zou bestaan om een lening te vertrekken aan de jonge natie. Op termijn zou daar weer extra mee kunnen worden verdiend.
Het Amerikaanse Congres besloot, na lang overleg, om Henry Laurens te belasten met het onderhandelen met de Nederlanders. Het zou echter nog enige tijd duren voordat deze in Europa zou kunnen arriveren. In Parijs steeg inmiddels de spanning tussen Franklin en Adams, die niet wilde wachten op de komst van Laurens. Na een stevige ruzie vertrok Adams naar Nederland om te onderzoeken: "whether something might be done to render us less dependant on France".
Hij arriveerde met zijn beide zoons in de zomer van 1780 in de belangrijkste stad van de Republiek.
John Adams in Amsterdam
Aanvankelijk logeerde Adams met zijn zonen in Amsterdam in een eenvoudig logement bij Madame La Veuve du Henry Schorn aan de Achterburgwal bij de Hoogstraat. Bijna iedere dag probeerde hij van daaruit te bouwen aan een netwerk van Amsterdamse bankiers en kooplieden.
Hij had gemengde gevoelen over de werking van de Nederlandse politiek. Aan zijn minister van Buitenlandse Zaken, John Jay, schreef hij: " I have been in the most curious country among the most incomprehensible people and under the most singular constitution of government in the world". Het eindeloze overleg dat aan iedere beslissing voorafging noemde hij: " The councils of this people are the most inscrutable I ever saw."
Ook voor de Nederlandse patriotten had hij weinig lovende woorden. Hij vond ze niet erg belezen en zeker niet geïnformeerd over de ontwikkelingen in de wereld. Toch vond hij ook dat van alle Europese landen de beste informatie in Nederland was te krijgen.
In oktober 1780 vernam Adams dat Henry Laurens, terwijl hij onderweg was naar Europa, op zee door Britten was aangehouden. Hij had zijn papieren snel over boord had gegooid maar die waren niet snel genoeg gezonken en door de Britten uit zee opgevist. Tussen de papieren zat een ontwerp voor een geheime overeenkomst tussen de VS en Nederland. De vondst van deze stukken bracht Nederland ernstig in verlegenheid en ze zouden de 'casus belli' worden voor een nieuwe oorlog met Groot-Brittannië. Het directe gevolg van de arrestatie van Laurens was dat de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een lening van tien miljoen Dollar op Adams overging. Hij begreep dat hij nu moest zorgen dat zijn status werd vergroot. Om sommige bankiers de mond te snoeren, er werd geringschattend gesproken over zijn eenvoudige onderkomen bij de weduwe, huurde hij in de zomer van 1781 het pand Keizersgracht 529.
Het huis werd in ongeveer 1760 gebouwd en verkeert aan de buitenkant nog grotendeels in de oorspronkelijke staat. Slechts de achttiende eeuwse schoorstenen zijn van het dak verdwenen (zie tekening Caspar Philips).
De Adams jongens op de Latijnse School
Twee bestaande Latijnse scholen in Amsterdam werden in 1666 samengevoegd in het oude Aalmoezeniershuis, Singel 451-457.
In 1897 werd het complex verbouwd en kreeg het de omvang van het huidige gebouw. Een aantal jaren geleden werd het opnieuw verbouwd.
Van het oorspronkelijke Aalmoezeniershuis is niet veel meer over, slechts het poortje is herkenbaar verwerkt in de gemoderniseerde gevel.
Twee zonen van John Adams, John Quincy en zijn jongere broer Charles, bezochten de Latijnse School in 1780. Het verblijf was slechts van korte duur. De broers konden er, mede doordat ze geen Nederlands spraken, niet aarden. Toen een leraar één van de kinderen dreigde te kastijden omdat deze naar zijn oordeel niet genoeg zijn best deed, haalde Adams beide jongens van school af. Hij regelde dat ze privé-onderwijs in Leiden kregen en de mogelijkheid om colleges aan de universiteit aldaar te volgen.
Het Verdrag van Vriendschap en Commercie
Een groot deel van het jaar 1780 besteedde John Adams aan het opbouwen van een netwerk van relaties in Nederland. Politieke figuren, bankiers en patriotten konden rekenen op zijn nooit aflatende aandacht. De strijd in Amerika verliep niet geheel naar de wens van het Congres en meer dan ooit had men daar behoefte aan geld. Adams merkte dat zijn aanvankelijke optimisme over de kans om een lening binnen te halen dreigde te verdampen. De eindeloze deliberaties en de voor hem vaak volstrekt onduidelijke beslisstructuur van de Nederlandse Republiek begonnen zijn zelfvertrouwen aan te tasten. Het meest storende vond hij de Nederlandse zuinigheid en financiële hebzucht. Aan een vriend schreef hij: "Such a Nation of Idolators at the Shrine of Mammon never existed, I believe". [Er heeft, geloof ik, nooit zo'n natie van aanbidders op het altaar van de Mammon bestaan] Toch bleef hij, mede met hulp van de Nederlandse patriot baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol, proberen de beleidsmakers te overtuigen van het nut en de noodzaak van een formele relatie met de nieuwe Amerikaanse Republiek. De Amsterdamse en Haagse machthebbers bleven echter dralen.
Een nieuwe aanpak
In het voorjaar van 1781 besloot Adams dat hij de zaken voortaan anders zou gaan aanpakken. Hij koos voor een onorthodoxe werkwijze. In strijd met het protocol schreef hij op 19 april 1781 een brief van zestien pagina's aan de Staten Generaal met het aanbod om een verdrag tussen beide landen te sluiten. Hij suggereerde in zijn brief dat de overeenkomst zou leiden tot goede handelsbetrekkingen en een aanzienlijk financieel profijt voor Nederland. Het stuk werd met hulp van zijn Nederlandse vrienden vertaald in het Engels, Frans en Nederlands en als een pamflet in vele duizenden kopieën onder de sympathisanten van de Amerikaanse zaak verspreid. Nu was het afwachten.
Tegenslag
Toen een antwoord uitbleef raakte John Adams ernstig ziek. Naar alle waarschijnlijkheid had hij malaria opgelopen in zijn Amsterdamse grachtenhuis en het duurde maanden voor hij enigszins hersteld was. Alle tegenslagen hadden hem ernstig vermoeid en dat belemmerde zijn herstel. De strijd in Amerika verliep in de zomer van 1781 niet naar wens. De Amerikanen verloren de belangrijke havenstad Charleston aan de Britten en generaal Gates leed een grote nederlaag bij Camden. Het verraad van de Amerikaanse generaal Benedict Arnold vormde een nieuwe tegenslag. Onder deze omstandigheden wilden veel van zijn Nederlandse contacten niets meer met hem te maken hebben. Daarbij kwam dat de Britse ambassadeur, Joseph Yorke, Nederland onder druk zette door te dreigen met oorlog. Het was een dreigement dat aan het eind van het jaar werkelijkheid werd.
Het tij keert
Dan komt er eindelijk goed nieuws. Op 23 november 1781bereikte Adams het bericht dat de Britten waren verslagen bij Yorktown. De Britse generaal Cornwallis gaf zijn leger over en daarmee was feitelijk een einde gekomen aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. Kort daarna durfde John Adams bij de Staten Generaal aan te dringen op een antwoord op zijn eerdere verzoek. Het werd tijd om de voorzichtigheid die de Nederlandse diplomatie zo lang had gekenmerkt los te laten. In Den Haag achtte men het niet langer waarschijnlijk dat de Britten zich militair zouden willen en kunnen herstellen. Toen de Staten van Friesland zich als eersten uitspraken voor erkenning kocht Adams in afwachting van de verdere formele afhandeling een groot huis aan de Fluwelen Burgwal in Den Haag. Het werd de eerste ambassade in de Amerikaanse geschiedenis.
Gelukt!
Het belangrijke gewest Holland stemde in maart 1782 in met het voorstel tot erkenning, de andere gewesten volgden snel. Op 19 april een jaar nadat hij zijn verzoek had gedaan en zes jaar na de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring werd John Adams als ambassadeur erkend. Daarmee was de Republiek, na Frankrijk, het tweede land dat formele betrekkingen aanging met de jonge Amerikaanse staat.
Het betekende niet dat ook de gevraagde lening was geregeld. Dat gebeurde pas op dinsdag 8 oktober 1782, toen Adams in de Trèveszaal aan het Binnenhof een lening van 5 miljoen guldens (2 miljoen dollars) kon afsluiten, tegen 5% interest. Dat was niet de 10 miljoen dollar waar het Congres om had gevraagd, maar alle partijen toonden zich desondanks tevreden. De opdracht die John Adams zichzelf had gegeven, was geslaagd.
De oudste zoon van John Adams
John Quincy Adams werd in 1767 geboren in Braintree, Massachusetts. Vader John Adams en zijn vrouw Abigail zagen er streng op toe dat de kinderen zich van jongs af aan voorbereidden op een toekomstige taak in dienst van hun land. Van hun zonen was John Quincy zonder twijfel de meest begaafde. Aan hem schreef Adams in een brief: " You will ever remember that all the end of study is to make you a good man and a useful citizen:. ["Je moet altijd onthouden dat het uiteindelijk er om gaat dat studie je tot een goed mens en een nuttige burger maakt"]
Naar Frankrijk
Toen Adams in Parijs werd benoemd ging John Quincy met hem mee. In Frankrijk leerde hij vloeiend Frans spreken. Toen hij samen met zijn vader naar Amsterdam verhuisde voegde zijn jongere broer Charles zich bij hen. Na een korte periode op de Latijnse School in Amsterdam vertrokken John Quincy en Charles naar Leiden. Daar kregen ze privé-onderwijs en gingen ze naar de universiteit.
Naar Rusland
Op 14-jarige leeftijd reisde John Quincy met een vriend van zijn vader, Francis Dana, naar het hof van de Russische tsaar in Sint Petersburg. Hij werkte er als secretaris en tolk voor de Amerikaanse delegatie. De Franse taal was toen nog een belangrijke 'diplomatieke taal' die aan verschillende Europese hoven werd gesproken.
Op weg om president te worden
In 1785 keerde hij naar de Verenigde Staten terug om er zijn rechtenstudie aan de Harvard-universiteit af te maken. Hij had zich nog maar kort als zelfstandig advocaat in Boston gevestigd, toen hij door president George Washington werd gevraagd om (net als zijn vader voor hem) ambassadeur in Nederland te worden. John Quincy was ambassadeur van 1794 tot 1797. Het werd het begin van een lange en succesvolle diplomatieke carrière, die hem (net als zijn vader) uiteindelijk op het hoogste niveau bracht. Dat gebeurde in 1825 toen hij benoemd werd tot 6e President van de VS. Zijn presidentschap was geen groot succes en hij werd toen de termijn was afgelopen niet herkozen. Een jaar later keerde hij, ditmaal als gekozen lid van het Congres, terug op de heuvel van het Capitool.
De Amistad affaire
In 1841 was hij als advocaat betrokken bij de rechtszaak inzake het slavenschip Amistad. Adams was geen voorstander van de afschaffing van de slavernij. Toch pleitte hij in de rechtszaak die de eigenaren hadden aangespannen tegen de vrijlating van de opstandige slaven voor hun recht op zelfbeschikking en vrijheid. De zaak werd uiteindelijk voor het Hoog Gerechtshof gewonnen en de overlevende Afrikanen konden naar Afrika terugkeren.
Tijdens een debat in de vergaderzaal van het Congres zakte hij na een hartaanval in elkaar. Twee dagen later, op 23 februari 1848, overleed hij.
John Paul Jones
De carrière van Jones
John Paul was op 6 juli 1747 in Schotland geboren. Op 13 jarige leeftijd ging hij naar zee waar hij in de praktijk het beroep van zeeman leerde. Op 21 jarige leeftijd was hij al kapitein van een koopvaardijschip. Hij vestigde zich in de Amerikaanse staat Virginia waar hij de naam Jones aan zijn naam toevoegde. Toen de onafhankelijkheidsoorlog uitbrak sloot hij zich aan bij de rebellen. Als kapitein van de Ranger zeilde hij in november 1778 naar Frankrijk.
Jones in de Noordzee
Jones kreeg na zijn aankomst van de Fransen nieuwe proviand en een extra schip. Het schip werd door Jones Bon Homme Richard gedoopt. Op 14 augustus 1799 vertrok hij met een kleine vloot met het doel Britse schepen in hun thuiswateren aan te vallen. Bijna een maand later raakte hij in gevecht met het veel sterkere Britse oorlogsschip H.M.S. Serapis. Het werd een bloedig gevecht waarbij de schepen onophoudelijk met hun kanonnen op elkaar schoten. Het leek er op dat Jones het onderspit zou gaan delven en de Britse kapitein riep hem toe om de strijd te staken. John Paul Jones antwoordde echter op voor hem karakteristieke wijze: " I have not yet begun to fight!". [Ik ben nog niet met vechten begonnen!]
Een uur later waren de rollen omgedraaid en streek de Serapis haar vlag. De volgende dag zonk de Bon Homme Richard, en werden Jones en zijn bemanning gedwongen om aan boord te gaan van de veroverde Serapis.
John Paul Jones in Holland
Gestrand op Texel
Op 3 oktober 1779 voer John Paul Jones met een eskader de haven van Texel binnen. Het eskader bestond uit Amerikaanse oorlogsschepen en door hen veroverde Britse oorlogsschepen. De gebeurtenis veroorzaakte grote politieke opwinding in Nederland en in Groot-Brittannië. Zodra de Britse marine vernam dat Jones de haven van Texel was binnengevlucht, blokkeerden ze de haven met hun vloot. De Britse ambassadeur in Den Haag, Joseph Yorke, zette de Staten-Generaal onder druk om de Britse schepen terug te geven dan wel de Amerikanen uit te wijzen.
Jones gebruikte zijn gedwongen verblijf in Nederland voor een soort public-relations-tour. Hij vertrok naar Amsterdam waar hij hartelijk werd ontvangen door de bestuurders en de bevolking. Zo werd het voor iedereen duidelijk waar de Nederlandse sympathie lag. Duidelijk werd ook dat het probleem niet eenvoudig op te lossen zou zijn.
De Staten-Generaal deden ondertussen wat ze altijd deden in tijden van nood: ze vergaderden en dachten in commissies na over de vraag hoe men met dit probleem moest omgaan. Na lang delibereren zonden de Staten-Generaal op 12 november een Nederlands marine-eskader naar Texel. Het kreeg de opdracht om de Amerikanen te dwingen Texel te verlaten. Jones begreep dat hij snel moest handelen omdat zijn manoeuvreerruimte op was. Hij liet zijn schepen met uitzondering van de Alliance onder Franse vlag brengen. Door deze truc konden de schepen niet aan de Britten worden uitgeleverd. De tijd begon echter te dringen en met de grootste moeite wist Jones nog wat extra uitstel bij de Nederlandse commandant te bedingen. Die tijd gebruikte hij om de Alliance gereed te maken voor een uitbraak.
Uitbraak!
Toen op 27 december het Britse blokkade-eskader door hevig stormweer uiteen was gedreven, sloop Jones de haven van Texel uit. Het duurde iets te lang voordat de Britten doorhadden dat hij was ontsnapt. Dat was te laat om een achtervolging in te zetten. Jones probeerde nog in het Kanaal Britse schepen aan te vallen en te veroveren maar het lukte hem niet. Na een aantal omzwervingen voer hij tenslotte een Franse haven binnen.