De Nederlandse Oostzeehandel in de periode 1600-1850 > Historische achtergrond
De handel op de Oostzee was in de Gouden Eeuw zo belangrijk dat zij wel de ‘moedernegotie’ werd genoemd. Vooral Amsterdam dankte veel van zijn rijkdom en groei aan de handel in graan en hout.
Maar de bloei van de Oostzeehandel bracht niet alleen geld in het laatje. Het leidde tot culturele contacten die sporen nalieten in het straatbeeld van zowel Dantzig als Amsterdam.
Met de vrije doorgang bij de Sont – economisch van levensbelang voor de Republiek – als inzet, werd meermaals oorlog gevoerd.
De schepen waarmee men naar de Oostzee voer, moesten veel bulkgoederen als graan en hout kunnen vervoeren. Scheepstypen als de fluit en het katschip voldeden aan deze eis en hadden bovendien het voordeel dat zij met een kleine bemanning konden varen.
Tenslotte had de Oostzeehandel ook zijn eigen schippers en scheepsvolk. Geen ruwe kerels, maar degelijke burgers uit Holland, Friesland en Groningen. Varen op de Oostzee gold als een goede en respectabele broodwinning.