De Nederlandse Oostzeehandel in de periode 1600-1850 > Cultuur
Het contact tussen de Republiek en de Oostzeelanden richtte zich vooral op de handel. In steden als Amsterdam, Beverwijk of Hoorn is de invloed van het Oostzeegebied nog te zien aan de huizen van de handelaren en reders, met namen en gevelstenen die verwijzen naar de Oostzeehandel.
De gebieden vonden elkaar ook op andere terreinen. Jonge mannen uit het Oostzeegebied kwamen naar de Nederlanden voor de universiteiten en om ervaring op te doen in het leger of bij de marine. De beroemdste ‘student’ was wel tsaar Peter de Grote die in 1697 naar Zaandam kwam om de Nederlandse scheepsbouwkunst te leren.
Bouwmeesters uit de Republiek ontwierpen in Dantzig straten en pleinen naar Nederlands voorbeeld, met bakstenen die als ballast aan boord van schepen naar de Oostzee werden meegenomen. Schilderkunst uit de Republiek vond gretig aftrek in Polen, Denemarken en Rusland.
Er was ook emigratie uit Nederland naar het Oostzeegebied, vooral van godsdienstvluchtelingen. Zo ontgonnen Nederlandse Mennonieten de delta van de Weichsel (bij Dantzig). Zij gaven het gebied zo’n Hollands karakter dat het ‘Klein Holland’ werd genoemd.