De Nederlandse Oostzeehandel in de periode 1600-1850 > Zeevarenden
De relatief kleine bemanning van een Oostzeevaarder bestond vaak uit familieleden, vrienden of kennissen van de schipper. Zij kwamen uit Hollandse, Friese en Groningse dorpen en steden en behoorden doorgaans tot de ‘fatsoenlijke burgers’.
Het varen op de Oostzee was een aantrekkelijke broodwinning. De lonen lagen hoger dan bij de marine of de VOC en de risico’s waren kleiner. In de winter was de Oostzee dichtgevroren en werd er niet gevaren. De zeeman zocht dan werk aan de wal, tenzij hij door een vroege vorst de winter in het Oostzeegebied door moest brengen.
De zeelieden brachten souvenirs mee uit het Oostzeegebied: houten ‘riganappen’ (kommen uit Riga) en beschilderde dienbladen. Of een zilveren lepel met firmanaam die ze als relatiegeschenk van een scheepsbevrachter in het Oostzeegebied hadden gekregen.