De Nederlandse Oostzeehandel in de periode 1600-1850 > Handel
In de Gouden Eeuw vormde de handel op de Oostzee de basis van de groeiende Hollandse economie en werd daarom de ‘moedernegotie’ genoemd. Nederlandse schepen brachten vooral zout en haring naar de Oostzeelanden. Daarnaast vervoerden zij luxe artikelen uit alle windstreken. Uit de Oostzeelanden brachten de schippers hout en graan mee terug. Meer dan de helft van de handel in Oostzeegraan liep via Amsterdam, van waar het weer zijn weg vond naar Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal.
De belangrijkste handelsroute liep van Amsterdam via de Sont naar Dantzig (het huidige Gdansk) in Polen, en terug. Zowel Amsterdam als Dantzig groeiden enorm door de handel. Ook de Denen profiteerden: alle schepen die door de Sont voeren, moesten bij Elseneur tol betalen aan de Deense koning.
De bloeiperiode van de Nederlandse Oostzeehandel viel in de zestiende en zeventiende eeuw. Daarna ging de handel langzaam achteruit als gevolg van toenemende concurrentie en een afname van de vraag naar graan.