Zicht op theater > Het aanzicht van het theater
Oorspronkelijk betekent scenografie (van het Griekse woord ‘skène’, oftewel ‘kleedtent’) 'de kunst om decors te schilderen'. Decor- en kostuumontwerpen op zich worden ook wel zo genoemd, als voorstudies voor de decors. In de huidige theaterpraktijk omvat het begrip echter veel meer: de kostuums, de belichting en het decor met rekwisieten in verhouding tot de spelers, het spel en het publiek.
Al sinds het Griekse theater van de 4e eeuw voor Christus vormen objecten of beschilderde schermen het decor om de plaats van handeling in de speelruimte aan te duiden. Vanaf de 16de tot ver in de 19e eeuw werden daarvoor in Europese theaters beschilderde achterdoeken, zijschermen (coulissen), stellages, zetstukken, meubels en andere rekwisieten gebruikt. Met perspectivisch geschilderde vergezichten en ingenieuze toneelmachines vormden zij steeds overheersender illustraties bij een toneelstuk, opera of ballet. Hoe groter en dieper, hoe mooier.
Vanaf ongeveer 1900 werd er gezocht naar meer evenwicht tussen de beeldende en theatrale kunsten op het toneel. De decors werden soberder en konden bijdragen aan een beter begrip van de voorstelling. Het gaat nu niet meer om 'de couleur locale', het achtergrondplaatje, maar om het in kleur en vorm onderstrepen van de inhoud van het spel.
Lees meer over:
Decor en spel in de 18de en 19de eeuw >>
Moderne scenografie >>