Zeven eeuwen geschiedenis van de Zuiderzee > Zuiderzeevisserij
Aanvankelijk diende de visserij op de Zuiderzee om de omwonende bevolking te voeden. Vanaf 1850 werd het afzetgebied groter en werd de Zuiderzeevisserij economisch belangrijk voor Nederland. Rond 1900 waren er circa 2000 vissersschepen. Het betrof meestal kleine vissersbedrijfjes met één schip per gezin.
In de Noordzeevisserij kwamen rond deze tijd kapitaalkrachtige bedrijfsvormen op die de vissers van de Zuiderzee dreigden te overvleugelen. De steeds serieuzere plannen voor afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee weerhielden de vissers er echter van om investeringen te doen en hun schepen te vernieuwen. Toen in 1920 de Zuiderzeewerken begonnen was het met de Zuiderzeevisserij zo goed als gedaan.
Er waren veel soorten vissersschepen. De wijze van vissen, de omstandigheden in het vaargebied en de traditie in de plaatselijke scheepsbouw bepaalden het uiterlijk van de schuiten. Het bekendste type is de botter.
Met schilderijen, prentbriefkaarten, kleding en persoonlijke objecten wordt een beeld gegeven van de vissers thuis en aan het werk. Het materiaal dat de vissers gebruikten is te zien, waaronder de verschillende typen vissersschepen. Gebruiksvoorwerpen en schilderijen vertellen over de verwerking van de vis en over de wintervisserij.