Oorlogsdagboeken > Historische achtergrond

"Wil het nageslacht ten volle beseffen wat wij als volk in deze jaren hebben doorstaan en zijn te boven gekomen, dan hebben wij juist de eenvoudige stukken nodig: een dagboek, brieven van een arbeider uit Duitsland, [...] toespraken van een predikant".

Dagboek A.J.P. Borstlap/Nederlands-Indië/ca 1942-1945

Met deze woorden riep Gerrit Bolkestein, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van de Nederlandse regering in ballingschap, de luisteraars in bezet Nederland op hun alledaagse belevenissen op papier vast te leggen. In de avonduitzending van Radio Oranje van dinsdag 28 maart 1944 kondigde hij de samenstelling van een "groot, waarlijk nationaal werk" aan.

Een jong joods meisje dat op een zolder aan de Amsterdamse Prinsengracht ondergedoken zat, was één van de velen die Bolkestein's oproep destijds hoorden. Die avond schreef ze over haar huisgenoten: "...natuurlijk stormden ze allemaal meteen op mijn dagboek af". Ze stelde zich voor hoe het zou zijn als ze later een roman over het Achterhuis kon schrijven; "aan de titel alleen zouden de mensen denken, dat het een detective-roman was".

Het dagboek van Anne Frank groeide na de oorlog uit tot het bekendste egodocument uit de bezettingsperiode. Maar ook honderden anderen tekenden hun alledaagse belevenissen op: huisvrouwen, burgemeesters, winkeliers, artsen, NSB'ers, Oostfrontstrijders, gevangenen en scholieren.

Radio-oproepen van het RIOD
Vanaf december 1945 werd de Nederlandse bevolking via radio-uitzendingen opgeroepen dagboeken ter beschikking te stellen aan het RIOD (tegenwoordig het NIOD). Vele honderden luisteraars stuurden hun opgeschreven belevenissen op. In de ogen van directeur Loe de Jong konden deze “onopzettelijk door tallozen bijgehouden dagboeken bij uitstek het nageslacht een juiste indruk geven van wat de gewone burger in de oorlogs- en bezettingsjaren beleefde”. Juist omdat de notities zonder bijbedoelingen aan het papier zijn toevertrouwd vormen de dagboeken een unieke historische bron.

Dagboek J.J. Specker/Europa/1940-1946

Eerlijk en openhartig
In alle eerlijkheid en openheid stortten mensen hun hart uit in hun dagboek, zoals de twintigjarige secretaresse die vrijuit mijmert over de uitjes die ze maakt met Duitse soldaten en de cadeautjes die ze van hen krijgt. De dagboeken vormen ook een onverwachte bron voor economen en statistici. Vooral tijdens de Hongerwinter houden veel mensen zich bezig met de prijzen van voedsel en kleding. Een Amsterdamse huisvrouw ruilt haar “kostelijke Perzische kleed” voor tarwe, olie en vis. Soms worden ingrijpende gebeurtenissen verweven met de persoonlijke waarnemingen. Rond oudjaar 1944 valt het een vrouw op dat er haast niet geschaatst wordt omdat de mannen zijn weggehaald. Zo merkt ze de gevolgen van de razzia’s voor de arbeidsinzet in haar naaste leefomgeving. Persoonlijk leed weerspiegelt zich ook in dagboeken die abrupt afgebroken worden omdat de schrijver onverwacht wordt opgepakt of, zoals de Oostfront-vrijwilliger, sneuvelt op het slagveld.

Schrijven op shagpapier
Zo uiteenlopend als de verhalen, zo divers is ook het materiaal waarop ze zijn vastgelegd. Schaarste en omstandigheden dwongen de auteurs alternatieven te zoeken voor schrift, blocnote, briefpapier of agenda. Een Nederlandse militair in Japanse krijgsgevangenschap gebruikt vloei voor shag, elders in Nederlands-Indië schrijft iemand op de achterkant van monopoliegeld. Anderen maken tekeningen of plakken krantenknipsels in. Elk dagboek vormt een uniek persoonlijk document dat tot het historisch erfgoed van de Tweede Wereldoorlog behoort.

Samen vormen deze getuigenissen een ‘Nationale collectie oorlogsdagboeken’, die bestaat uit de collecties van 20 instellingen.

 

Voorbeelden uit deze collectie Oorlogsdagboeken

Bekijk alle afbeeldingen uit deze collectie