Nederland en Engeland: de band tussen twee naties > De specerijenhandel
Kruidnagelen, foelie en nootmuskaat zijn tot omstreeks 1800 alleen te vinden in de Molukken, een eilandengroep in de Indonesische archipel. Specerijen kunnen op vele manieren worden gebruikt als medicijn, smaakmaker in eten en drinken, en als parfum. Kruidnagel zou helpen tegen geheugenverlies en kiespijn; foelie tegen zeeziekte en huiduitslag. Toch is in aanvankelijk het volume van de specerijenhandel klein, omdat alleen de elite zich deze luxe kan permitteren. Vanwege die beperkte afzetmogelijkheden kunnen kooplieden alleen veel geld verdienen als zij de aanvoer naar Europa weten te beheersen. Vanaf 1500 controleren de Portugezen de specerijenhandel. Omstreeks 1660 komt het monopolie in handen van de VOC. De Engelsen klagen dat geen kruidnagel meer verplaatst kan worden zonder Nederlandse toestemming.
Om het monopolie op de specerijenhandel in de Molukken te bemachtigen en zich van de Engelse concurrentie te ontdoen werd grof geweld ingezet, onder meer door gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen (1587-1629). De bevolking van Banda werd meedogenloos geknecht en zelfs gedeporteerd. Tijdens jaarlijkse hongi-tochten werden nagelbomen van tegenstanders omgehakt, plantages vernield en dorpen platgebrand. Hongi-tochten waren militaire inspectietochten met een vloot van gewapende prauwen – het woord komt van het Ternataanse ‘hongi’, dat ‘armada’ betekent. Nieuwe bomen hebben minstens tien jaar nodig voordat ze geoogst kunnen worden. De bewoners verliezen dus hun bron van inkomsten en verhongeren of trekken weg uit het gebied.
Na een relatief rustige periode brak er in 1651 in de Molukken opnieuw een opstand uit tegen het Nederlandse gezag. Ter bescherming van haar monopolie op de kruidnagelhandel legde de VOC opnieuw beperkingen op van de kruidnagelaanplant. Majira, een leider in Hoamoal op Ceram, weigerde een deel van de aanplant te vernielen en wilde kruidnagelen leveren aan andere Aziatische handelaren. Makassar, een stad op Celebes die onder het bestuur stond van de sultan van Goa, steunde de opstandelingen evenals Ternate.
De Molukse gouverneur Arnold de Vlamingh van Oudshoorn wist in de periode 1651-1656 de opstand te onderdrukken, gesteund door Molukse hoofden die soldaten en cora-cora’s (oorlogsprauwen) ter beschikking stelden. Dit werd bekend als de Grote Ambonse Oorlog of Hoamoalese Oorlog.
In het gevolg van De Vlamingh van Oudshoorn trok de kroniekschrijver Levinus Bor mee. Hij deed verslag van de campagne in het lijvige werk ‘Amboinse oorlogen door Arnold de Vlaming van Oudshoorn als superintendent, over d'oosterse gewesten oorlogaftig ten eind gebracht’.Na de Ambonse Oorlog bestond de kruidnagel-cultuur alleen nog op Ambon en op de van sterke forten voorziene eilanden Haruku, Saparua en Nusa Laut en was het monopolie stevig in handen van de VOC.
Franse avonturiers smokkelen begin jaren 1770 specerijstekjes naar Mauritius in de Indische Oceaan, maar het duurt nog dertig jaar voordat de jonge plantages op het eiland voldoende specerijen leveren om het monopolie te breken. Pas na 1795, als de Engelsen de Nederlandse vestigingen in de Molukken bezetten, verspreiden de kruidnagel- en muskaatteelt zich over de gehele Indonesische archipel en vervolgens over de rest van de wereld.
> Lees verder: De Ambonse moord
< Ga terug naar: Rivaliteit