Digitale Atlas Geschiedenis > II. 1647-1648
Op 30 januari 1648 sloten de Republiek en Spanje in de Westfaalse stad Munster na tachtig jaar oorlog vrede. Een paar maanden later, op 5 juni, werd de vrede overal officieel afgekondigd. De Spaanse koning - inmiddels Filips IV - legde zich zo bij de feiten van de afgelopen periode neer: hij deed afstand van de Noord-Nederlandse gebieden en erkende de onafhankelijkheid van de Republiek.
Na afloop van het Twaalfjarig Bestand in 1621 was de strijd weer opgelaaid. Van een ‘Opstand' tegen het wettige Spaanse gezag was toen allang geen sprake meer. Landen als Frankrijk en Engeland hadden de Republiek inmiddels erkend en intern had de jonge staat zich weten te consolideren. De Republiek bestreed Spanje overal ter wereld en sloot met andere landen bondgenootschappen. In eigen land werd vooral in het oosten en zuiden gevochten. Onder leiding van stadhouder Frederik Hendrik, de jongste zoon van ‘vader des vaderlands' Willem van Oranje, vielen na 1625 enkele belangrijke steden in handen van de Republiek: Groenlo in 1627, Den Bosch in 1629, Maastricht in 1632, Breda in 1637 en Hulst in 1645. Bij het sluiten van de vrede legde Spanje zich bij al deze veroveringen neer, waarmee de grenzen van de Republiek werden vastgelegd. Frederik Hendrik zelf heeft het sluiten van de vrede niet meegemaakt. Hij was in 1647 op 63-jarige leeftijd gestorven.
De andere kant van de medaille was dat het noorden en het zuiden van de Nederlanden definitief van elkaar werden gescheiden, niet alleen in staatkundig, maar ook in religieus en maatschappelijk opzicht. Beide gebieden gingen een eigen weg en hoewel er pogingen zijn gedaan de twee weer aaneen te smeden, bleken de gegroeide verschillen steeds te groot te zijn.
In grote delen van de Republiek was de vrede uitgebreid gevierd. De vrede was gunstig voor de handel, te meer omdat Spanje de Nederlandse aanwezigheid in Azië, Afrika en Amerika had aanvaard. Bovendien hadden de oorlogsinspanningen altijd handen vol geld gekost. Met name Amsterdam en Holland, dat als rijkste gewest de grootste lasten had moeten dragen, waren met de vrede ingenomen. In juni 1648 was Amsterdam met de bouw van een nieuw stadhuis begonnen. Dit stadhuis zou niet alleen symbool staan voor de enorme macht en rijkdom van Amsterdam, maar zou tevens een symbool van de vrede worden.
Andere steden en gewesten vreesden juist dat hun economie een klap zou oplopen. Zeeland stribbelde lang tegen omdat het kapen van Spaanse schepen heel lucratief was. In Utrecht bestond veel godsdienstige bezwaren: de Vrede hield immers in dat de Zuidelijke Nederlanden voor het calvinisme verloren waren. Ook de zoon van Frederik Hendrik, Willem II, was er niet mee ingenomen. Als aanvoerder van leger en vloot was zijn macht en invloed juist afhankelijk van oorlogvoering. Tot slot was ook de belangrijkste bondgenoot van de Republiek, Frankrijk, over de vrede niet erg te spreken. Frankrijk was en bleef geïnteresseerd in delen van de Zuidelijke Nederlanden. Nu hier vanuit de Republiek geen militaire druk meer op werd uitgeoefend, moest dit land zijn oorlog met Spanje alleen voortzetten.
Toch bevestigde de Vrede van Munster vooral een situatie die eigenlijk al bestond. De Republiek was al tientallen jaren een belangrijke Europese mogendheid. In economisch en cultureel opzicht bevond het land zich midden in zijn Gouden Eeuw. Schilderkunst, architectuur, literatuur en muziek bloeiden als nooit tevoren en gaven het land een eigen gezicht. Nederlandse oorlogs- en handelsschepen bevoeren al een halve eeuw de wereldzeeën, van Japan tot Noord-Amerika wapperde inmiddels de Nederlandse vlag. Dat er binnen de Republiek ook veel verzet tegen de vrede was, laat in feite zien hoe machtig men zich voelde.