De tegelcollectie > Geschiedenis van de Nederlandse tegel
In de zestiende eeuw trekken Italiaanse vakmensen naar de rijke handelsstad Antwerpen met de techniek om aardewerk te decoreren met tinglazuur. Het is de eerste kennismaking met de mogelijkheid om aardewerk in heldere, glanzende kleuren te beschilderen. Vanuit Antwerpen worden ook in Hollandse steden nieuwe werkplaatsen opgericht, waar tegels en majolica gemaakt worden.
De vraag naar tegels stijgt sterk gedurende de zeventiende eeuw, als succesvolle kooplieden en welgestelde burgers hun huizen vergroten en een mooie, representatieve haard aanbrengen. Tegels zijn hittebestendig en eenvoudig schoon te maken, en dus ideaal om de achterwand van een haard te decoreren. Ook vochtige wanden in de moeilijk te stoken huizen lenen zich voor een afwerking met tegels. De toenemende welvaart, ook bij middenstanders en boeren, doet de vraag verder stijgen. Fabrikanten voeren hun productie op en bieden zowel dure, verfijnd geschilderde tegels en tableaus als eenvoudige en betaalbare decors. Op grote schaal worden tegels geëxporteerd: naar Frankrijk, Duitsland, Rusland, Spanje en het Osmaanse Rijk.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw wordt Delft het centrum voor de productie van hoogwaardig aardewerk met tinglazuur. In de meeste Hollandse steden verdwijnt deze industrie, maar er blijven tegelfabrieken in Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. In Friesland, vooral in Harlingen en Makkum, maar ook enige tijd in Bolsward, blijft de combinatie van tegelproductie met schotelgoed in stand. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw vermindert het aantal bedrijven; na 1860 zijn de oude tegelbakkerijen alleen nog in Utrecht, Harlingen en Makkum te vinden.
Vanaf 1880 worden moderne, industriële technieken uit Engeland en Duitsland overgenomen. De nieuwe tegels zijn harder en hebben een groter kleurenpalet, waardoor nieuwe gebruiksmogelijkheden ontstaan. Door toepassing in buitengevels en portieken krijgen tegels architecturale waarde, en kleurige tegeltableaus maken reclame aan gevels en binnenwanden van winkels. Bij bedrijfsjubilea biedt het personeel vaak een tegeltableau voor de hal van het kantoor aan, in een decoratieve lijst met opdrachttekst. In de jaren 1890-1940 zijn tal van nieuwe plateelbakkerijen actief waar ook tegels worden gedecoreerd. De kwaliteit is veelal hoog, maar in vergelijking met het buitenland is de productie nu kleinschalig en arbeidsintensief.
Behalve praktisch worden tegels in de loop van de twintigste eeuw ook steeds vaker als zelfstandig decoratief object gebruikt - ter herinnering aan een gebeurtenis, of voorzien van een ‘tegeltjeswijsheid'.