Koloniale wereldtentoonstellingen > Veranderende verhalen
Tijdens de wereldtentoonstellingen tussen 1880 en 1931 veranderde de rol die Nederland zich als kolonisator aanmat.
Amsterdam: 1883
Op de wereldtentoonstelling in Amsterdam wekte Nederland bij het publiek de nieuwsgierigheid met presentaties van samenlevingen in Indië, Suriname en de Antillen. Er lag een sterke nadruk op de handelsmogelijkheden. De teneur was dat het kolonialisme voor Nederland economisch van groot belang kon zijn.
Brussel: 1910
Op de tentoonstelling in Brussel verschoof het accent naar Nederland als brenger van vooruitgang in de koloniën. In een strakke en vernieuwende vormgeving werd deze ethische politiek uiteengezet. Daarnaast was er veel aandacht voor de eeuwenoude Indo-Javaanse cultuur. Nederland mat zich vol zelfvertrouwen met Engeland, de kolonisator van Brits-Indië.
Parijs: 1931
In Parijs overheerste de Nederlandse zelfingenomenheid. Onder het motto ‘daar werd wat groots verricht’ werd de nadruk gelegd op de modernisering die onder Nederlandse leiding was bereikt. Het publiek kreeg een idyllisch beeld voorgeschoteld van het culturele en religieuze leven van de inheemse (vooral Balinese) bevolking. Over het politieke bewustzijn en het onafhankelijkheidsstreven van de Indiërs werd niet gerept.