Nederland en Engeland: de band tussen twee naties > Zondebok

Enkele weken na de brand werd een zondebok gevonden in Robert Hubert, een zesentwintig jaar oude Franse zilversmid en horlogemaker uit Rouen. Hubert bekende zonder aarzelen alles wat hem ten laste werd gelegd. Naar eigen zeggen was hij op 2 september samen met een metgezel, Stephen Peidloe, naar Pudding Lane gegaan, naar de bakkerij van Farriner. Hier had Peidloe hem een ‘vuurbal’ overhandigd die hij had aangestoken en met een stok door een open raam naar binnen had geduwd.

De verbaasde Farriner ontkende dat er op de plaats die Hubert beschreef een raam was geweest, waarop Hubert zijn verhaal prompt aanpaste, iets wat hij telkens deed wanneer hij op een tegenstrijdigheid werd gewezen. Volgens Hubert had hij 23 handlangers, van wie er uiteindelijk niet meer dan drie overbleven. Voor velen was ook toen al duidelijk dat Hubert niet helemaal goed bij zijn hoofd was, en een enorme fantast. Ook dat hij feilloos het huis van Farriner kon aanwijzen, was niet zo vreemd, aangezien zich een verwachtingsvolle menigte in een kring had opgesteld om de plek waar het huis had gestaan. Hubert hoefde alleen maar in dezelfde richting te staren als zijn nieuwsgierige publiek.

Desondanks werd hij tijdens een schijnproces schuldig bevonden, slechts op basis van zijn eigen verwarde en tegenstrijdige getuigenis, en op 29 september 1666 opgehangen in Tyburn. Zijn lijk werd aan stukken gereten door de menigte.

De getuigenverklaring die te laat kwam
De getuigenis van degene die hem had kunnen vrijpleiten, Lawrence Petersen, kapitein van het schip de ‘Maid of Stockholm’, werd pas vijftien jaar later gehoord. Naar aanleiding van het zogenaamde ‘Popish Plot’, volgens Titus Oakes een katholieke samenzwering om het land over te nemen, laaiden de anti-katholieke sentimenten weer op. In 1681 werd er een nieuw onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de Grote Brand. Lawrence Petersen werd opgespoord en uit de verklaring die hij op 17 december 1681 aflegde, bleek dat Robert Hubert onmogelijk de aanstichter van de brand kon zijn.

Petersen vertelde dat hij zich in Stockholm door een bevriende koopman had laten overreden om Hubert naar zijn ouders in Rouen te brengen, omdat hij geestelijk niet helemaal in orde en arm was. Peterson vond hem stuurs en sullig en liet hem al snel aan zijn lot over. Onderweg naar Frankrijk werd zijn schip aangehouden door de Engelse vloot en gedwongen naar Londen te varen, twee dagen voor de brand. Volgens Petersen had Hubert het schip echter pas verlaten op de dinsdag na het begin van de brand (die toen al woedde sinds zaterdagnacht).

Robert Hubert leek zich te verheugen in de brand, en daardoor geërgerd had Petersen hem laten opsluiten in het ruim. Hij had echter weten te ontsnappen en was aan land gegaan. Toen Petersen hoorde dat Hubert in het gevang was beland, had hij zich niet meer om hem bekommerd. Hij voer naar Rouen en ging naar Huberts vader om het bedrag te innen voor Huberts overtocht uit Zweden. Van diens vader hoorde hij dat Hubert was opgehangen omdat hij de stad Londen in brand zou hebben gestoken. Dit verbaasde Petersen naar eigen zeggen zeer omdat hij wist dat dat niet waar kon zijn.

> Lees verder: Wederopbouw
< Ga terug naar: De grote brand van Londen

Voorbeelden uit deze collectie Nederland en Engeland: de band tussen twee naties

Bekijk alle afbeeldingen uit deze collectie