Nederland en Engeland: de band tussen twee naties > Nederlanders in Engeland

Weinig Nederlanders maakten de oversteek naar Engeland vergeleken bij het relatief grote aantal Engelse reizigers in de Nederlanden. Misschien speelde een rol dat met name de lagere klassen in Londen vreemdelingen niet altijd even hartelijk bejegenden. Zo rapporteerden met name aan hun afwijkende kleding gemakkelijk te herkennen Fransen de scheldkanonnades die ze naar hun hoofd kregen in de straten van de Engelse hoofdstad, van ‘French dog’ tot ‘French bitch’ tot ‘French bastard’. Iedereen die er anders uitzag was trouwens al snel een ‘French dog’, Frans of niet.

Londen maakte een grote expansie door tussen eind zestiende en eind zeventiende eeuw. Telde Londen rond het midden van de zestiende eeuw niet meer dan 50.000 inwoners, in 1600 waren dat er al zo’n 150.000 en een eeuw later in 1700 telde de metropolis een half miljoen inwoners. De hoge werkeloosheid en woningnood droegen ertoe bij dat ‘foreigners’ (waaronder men vaak ook Engelsen van buiten Londen rekende) met wantrouwen ontvangen werden.

De collectie bevat twee reisverslagen van Nederlanders die Engeland bezochten tijdens de regering van Karel II. In 1661 bezocht Sixtus Arnoldinus, deurwaarder van het Hof van Friesland, samen met zijn vrouw en oudste zoon Londen. Daar woonde de zuster van zijn vrouw, die vermoedelijk van Engelse afkomst was. Zijn bezoek vond plaats niet lang na de restauratie van de Stuart-monarch op de troon, nadat er een eind was gekomen aan de Commonwealth onder Cromwell. Het bezoek van de anonieme ‘Amsterdamse vader’ in 1683 valt aan het eind van de regeerperiode van Karel II, die in 1685 zou overlijden. Sixtus Arnoldinus zag Londen voordat de stad in 1666 tijdens de Grote Brand in de as werd gelegd. Tijdens het bezoek van de ‘Amsterdamse vader’ is de stad grotendeels herbouwd.

Het verslag van Arnoldinus laat ook zien dat de reis niet van gevaren ontbloot was. Bij de oversteek naar Engeland moesten ze eerst vanwege tegenwind naar Den Briel terugkeren, en vervolgens leden ze bijna schipbreuk op een zandbank. Eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, wordt het gezin nog steeds achtervolgd door tegenslagen. Op de eerste dag in London, waar ze bij de zuster van zijn vrouw logeren, gaat onze deurwaarder vanwege onenigheid over een drankrekening op de vuist met een jongeman die hij tijdens de overtocht heeft leren kennen. Als er ‘wachten’ voor de deur staan, weet hij met zijn zoontje aan de hand weg te glippen, en doolt hij rond om een herberg voor de nacht te vinden. Bij de eerste poging wordt hij met een stok van de deur gejaagd, maar uiteindelijk mag hij in de ‘bradery’ waar ze hebben gegeten van de vrouw des huizes (maar tegen de zin van haar man, de kok) blijven slapen. ’s Morgens meldt hij zich weer bij zijn vrouw die met haar verwanten de boel inmiddels heeft weten te sussen. Later tijdens zijn reis wordt hij in het theater ook nog door ‘buydel-snijders’ van zijn horloge beroofd. ‘Ze komen het me vast niet nabrengen in Leeuwarden,’ stelt hij nogal laconiek vast.

Waar moest je als toerist gaan eten in zeventiende-eeuws Londen? Het is heel gebruikelijk, zo vertelt de anonieme ‘Amsterdamse vader’, om naar een gaarkeuken te gaan. Die vind je er bij honderden. Er draaien wel vier spitten boven elkaar met ossen-, schapen-, varkens-, kalfs-, en lamsvlees. Daar laat je zoveel vanaf snijden als je wilt, en dat eet je met wat zout en mosterd, een stuk vers brood en een flesje bier. Als je kip, duif of konijn wilt, moet je dat apart bestellen. Lekker en niet duur. ‘Dese manier van leven komt den vremdelingen wat klugtig voor; maar de grootste heeren van Engeland maken geen zwarigheit, om daar haar maaltyd te doen, die op ’t hoogst op een Engelse schelling komt te staen.’

Ook in de zeventiende eeuw was de Tower al een toeristische trekpleister. Zowel Petrus Sixtus Arnoldinus als de ‘Amsterdamse vader’, nemen er een kijkje. Degens moeten afgegeven worden aan de ingang, meldt de ‘Amsterdamse vader’, alvorens men rondgeleid wordt om onder andere de wapens, kroonjuwelen en de gevangenisvertrekken te bezichtigen.

Zowel Sixtus Arnoldinus als de ‘Amsterdamse vader’ bezoeken ook Westminster Hall waar ze het hoofd van Cromwell zien dat daar op een spies aan den volke werd getoond tot het er in 1688 afwaaide tijdens een storm. Sixtus Arnoldinus ziet ook de hoofden van twintig medestrijders van Cromwell op ‘ongeschilde sparren’ op de London Bridge, ‘ijselijk’ om te zien, want ze ‘hebben nog lang hayr om hun hoofden’.

> Lees verder: Owen Felltham: blauwdruk voor de stereotype Nederlander
< Ga terug naar: Ooggetuigen

Voorbeelden uit deze collectie Nederland en Engeland: de band tussen twee naties

Bekijk alle afbeeldingen uit deze collectie