Nederland en Engeland: de band tussen twee naties > De VOC en de EIC

Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)
De Vereenigde Oost-Indische Compagnie, kortweg VOC, werd in 1602 opgericht, in eerste instantie voor de handel in specerijen. De Staten Generaal verleende de VOC het alleenrecht (octrooi) op handel en scheepvaart naar Azië en op den duur verhandelde de Compagnie meer dan honderd Aziatische producten, waarvan (naast specerijen) Indiase stoffen, Chinese thee en Javaanse koffie de belangrijkste waren.

Met Europese concurrenten als de Portugezen, Spanjaarden en Engelsen voerden de Nederlanders een verbeten strijd om het monopolie in de specerijenhandel. De VOC was gemachtigd om in naam van de Staten Generaal forten te bouwen, oorlog te voeren en verdragen te sluiten. Na een gewelddadige oorlog, die enkele decennia duurde, trok de VOC aan het langste eind. Alle Europese rivalen waren uit de productiegebieden in het oosten van de Indonesische archipel verdreven. De bevolking van een klein aantal specerijeilanden was verplicht de gehele oogst aan de Nederlanders te leveren. Overal elders in de Molukken werden de specerijbomen uitgeroeid.

Op deze manier verdiende de VOC tot het einde van haar bestaan veel geld in de specerijenhandel. Ook de lokale bevolking profiteerde. De Nederlanders betaalden meer dan de inheemse kooplieden deden.

Slachtoffers van het VOC-monopolie waren de bewoners van de eilanden waar de specerijteelt werd uitgeroeid en de tussenhandelaren, omdat de Compagnie de specerijen rechtstreeks van de bevolking kocht. Aan de inheemse economie als geheel berokkende het Nederlandse monopolie veel schade.

In de achttiende eeuw ging het bergafwaarts met de VOC. Er was sprake van toenemende concurrentie van Engeland en Frankrijk, en het kostte de compagnie veel geld om alle garnizoenen in stand te houden, evenals de sterke oorlogsvloot die nodig was ter bescherming van het koloniale imperium. In de Vierde Engels-Nederlandse oorlog (1780-1784) konden retourschepen het thuisland niet meer bereiken, wat de toch al tanende opbrengsten nog meer deed afnemen. Vanaf 1781 werden geen dividenden meer uitbetaald, en op 17 maart 1798 werd de VOC ontbonden.

East India Company (EIC)

De East India Company was de Engelse tegenhanger van de VOC. De EIC werd in 1600 opgericht voor de handel in specerijen. In de strijd om het monopolie voor de Europese markt delfden de Engelsen echter het onderspit. Daarom concentreerden zij zich op de handel in Indiase producten, zoals kleurrijke stoffen en ruwe zijde.

De Ambonse moord betekende het einde van de Engelse aanwezigheid in de Molukken, maar enkele maanden eerder al had de East India Company uit geldgebrek besloten zich uit de specerijeilanden terug te trekken.

Via andere havens in de Indonesische archipel dreven de Engelsen nog lange tijd een zeer winstgevende handel. In de jaren 1630 verscheepte de East India Company zelfs meer kruidnagelen naar Europa dan de VOC. Pas na 1684, toen de peperhaven Bantam op Java in Nederlandse handen viel, verschoof het zwaartepunt van de Engelse activiteiten naar India.

In de achttiende eeuw veroverde de East India Company politieke macht in India. Deze gebruikte zij om de eigen handel te bevorderen. Onder bescherming van de Company bouwden Britse particuliere kooplieden binnen Azië een uitgestrekt handelsnetwerk op. Tegen zoveel Engelse concurrentie was de VOC niet opgewassen.

De East India Company werd ontbonden op 1 januari 1874. Twee handige koffiehandelaren, Tony Wild en David Hutton, richtten in 1987 een nieuw bedrijf op onder die naam, met als handelsmerk het wapen van de oorspronkelijke EIC. Hoewel deze nieuwe ‘East India Company’ in geen enkel opzicht een voortzetting is van de oorspronkelijke EIC, staat er op de website van het bedrijf dat het gesticht is in 1606.

> Lees verder: De specerijenhandel
< Ga terug naar: Rivaliteit

Voorbeelden uit deze collectie Nederland en Engeland: de band tussen twee naties

Bekijk alle afbeeldingen uit deze collectie