West-Friese markten worden vanaf 1955 jaarlijks tussen eind juni en begin september gehouden. Sinds 1966 gebeurt dit op tien donderdagen. De markten werden opgezet om in te spelen op het toenemende toerisme, in een tijd waarin het belang van de veemarkten terug liep. De markten trekken al vele jaren per seizoen zo’n 150.000 tot 200.000 bezoekers van buiten Schagen.

Hoogtepunt is de optocht van 20-25 rijtuigen (sjezen, landauers, tilburies, een speelwagen en de brandspuit van 1912) getrokken door fraaie, veelal Friese paarden. De mensen, op en lopend tussen de wagens, zijn gestoken in historisch verantwoorde klederdracht uit omstreeks 1900. Voorop gaat politie te paard en muziekkapel De Uienhoop.

Daarnaast zijn er folkloristische dansen (ook door kinderen) op een tableau voor de kerk op de Markt. Er is een warenmarkt met standwerkers. De eerste decennia was er ook nog een veemarkt. Iedere West-Friese Markt-donderdag heeft een thema, zoals de dag van het kind (met traditionele kinderspelen), de dag van de dans en muziek, de dag van het ringsteken, de dag van het dier (met nationale geitenkeuring, ponyshow en schapenscheren) en de dag van de oude ambachten.

De gebroeders Niestadt waren de ‘huisfotografen’ van de folkloremarkten en maakten ook de foto’s voor de folders, die relatief vroeg al in kleur verschenen.

De West-Friese Markten in Schagen en met name de optocht worden als iets speciaals genoemd in de Groene Michelingids.

(bron: P. Verduin en C. Cramer-Keijzer, 40 jaar Westfriese folklore, Schagen 1993)