Atlassen uit het Scheepvaartmuseum > Het onstaan van de collectie van het museum
In 1916 werd de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum opgericht door een aantal – voornamelijk Amsterdamse – particulieren en ondernemingen. Bij de eerste bestuursleden en directeuren van het museum bestond een grote belangstelling voor cartografie, zeldzame maritiem-historische boeken en instrumenten.
Een hoofdrol speelde in de eerste jaren de directeur van het veilinghuis Frederik Muller, Anton Mensing. Een groot deel van zijn collectie op dit terrein bevindt zich nu in het museum. In totaal schonk of verkocht hij 4.100 voorwerpen aan het museum. Van de atlassencollectie zijn er nu 245 van voor 1800, een derde is afkomstig van Mensing. Het museum bezit één van de belangrijkste collecties oude globes ter wereld. Van de 72 was dankzij Mensing al de helft voor 1930 verworven. Het museum bezit ca. 970 kostbare ‘losse’ kaarten.
Ook de goede connectie met de marine zorgde dat in de begintijd veel oud cartografisch werk in het museum werd ondergebracht. Dit materiaal werd in de loop van de jaren steeds zeldzamer en kostbaarder.
In de laatste decennia van de vorige eeuw verminderde het aantal verworven stukken. Toch konden er de afgelopen jaren enkele spectaculaire aankopen gedaan worden, waaronder vier zeventiende-eeuwse manuscriptkaarten van Joannes Vingboons en een Zee-atlas van Janssonius in dezelfde band en uitvoering als de Atlas-Van Loon die daarom ook aan deze verzameling is toegevoegd.